Een stukje geschiedenis van Burkel


In het stuk bos rond de poel groeit vooral berk. Voor etymologiefans: ‘Burkel’ verwijst naar berkenbos. Het zuidelijk deel van het bos, dat deel uitmaakt van het vroegere “Kapellebos”, wordt overheerst door berken die herinneren aan Kleit als "bezembindersdorp". Bezems werden namelijk eeuwenlang gemaakt uit berke”rijs” of- twijgen. De twijgen van die berken werden vroeger gebruikt om bezems te maken. In het nabijgelegen Kleit deden ze dat met veel toewijding. Het dorp stond eeuwenlang bekend als bolwerk van bezembinders. Het ambacht wordt ook nu nog beoefend door bezembinder Hendrik De Lille.

De naam ‘Kleit’ heeft trouwens ook historische wortels: hij verwijst naar de dikke kleilaag die hier aan de oppervlakte komt piepen.

Een laatste stukje geschiedenis: je passeert hier ‘de Hoogte’, een getuigenheuvel die precies vanwege die kleilaag nog steeds overeind blijft. Het Torrebos staat te boek als een zuur eiken-berkenbos, met tijdens de winter een ‘valse’ hoge watertafel tengevolge van de dagzomende klei die aan de basis ligt van de erosiebestendige getuigenheuvel (“Cleythil”). Op de top van die heuvel staat de nog deels omwalde proosdijhoeve van Papinglo van waaruit de monniken de omliggende bossen en heidevelden trachtten te ontginnen, ondermeer door de aanleg van dreven zoals de Papinglodreef die het Torrebos nu doormidden snijdt. Om de hoge waterstand de baas te blijven werden de bossen in rabatten verdeeld met grachtjes die nog steeds te zien zijn.